biografie: Eriek Verpale
Pseudoniem van Eric Verpaele. Verpales overgrootmoeder, “de Jiddische”, was van Pools-Joodse afkomst. De chassidische wereld en de Oost-Europese literatuur spelen een belangrijke rol in zijn werk.
Hij zat zes jaar op kostschool in Oostakker, studeerde korte tijd Germaanse filologie en Slavistiek (RUG) en woonde op kamers in Gent. Hij was redacteur van Koebel, medewerker aan diverse literaire tijdschriften en aan het Belgisch-Israëlitisch Weekblad. Hij debuteerde met neoromantische Polder- en andere gedichten (1975) en won met Op de trappen van Algiers (1980) de literaire prijs van de Stad Gent. In 1994 verscheen de gedichtenverzameling Nachten van Beiroet.
Zijn autobiografisch proza, dat soms neigt naar fantastisch realisme, is inmiddels veel bekender. De bescheiden verhalenbundel Een meisje uit Odessa (1979) werd in 1990 gevolgd door het brievenboek Alles in het klein (prijs Provincie Oost-Vlaanderen en NCR Literair 1992). Onder vier ogen (1992) schreef hij samen met Luuk Gruwez. Daarna volgden succesvolle theatermonologen voor acteur Bob de Moor: Olivetti 82 (1993), Grasland (1996) en Voor u geknipt. Uit zijn zwartste periode verzamelde hij “nagelbrieven” en tekeningen in De pattaten zijn geschild (1998). Gitta (1997) is een korte, ironische roman; Katse nachten (2000) omspant de levensperiode in zijn woning in West-Zelzate (2000, nominatie ECI-prijs).
Verpale brengt sporen van de joodse cultuur en de Vlaamse werkelijkheid samen met persoonlijke obsessies. De onmacht van de schrijver in een ongrijpbare realiteit en het verlangen naar het (ook gevreesde) andere en vreemde zijn hoofdthema’s. Het eigen ik bestrijkt daarbij een regio van Klein Rusland (Zelzate) tot ontelbare meisjeskamers in Gent, van Proust en Isaak Babel tot het café van “moeder Zulma”.