Vuurtorenwachter in de winter,
waarbij het ijs niet breken wil;
de dood vreet in met zoutzuur,
totaal in mijzelf verloren,
geen geile kut die mij nog redt,
geen melktieten om aan te lurken,
als het bitterste uit mijn hart
afvloeit naar de kraters van
dodelijke eenzaamheid, kruitvat,
waar het verstikte gedachtenlava
in een forse druk explodeert…
Maar de wanhoop mag niet winnen
- mensen zijn steeds onderweg -
en al zijn we dwaas van zinnen
Eén toch kent ons overleg,
wil reserveloos ons minnen
waar wij weten heg noch steg.…