ik noem het eendendril
er is geen kikker te zien
het is ook geen vijver
pal in het midden
staat een schaduwboom
hij houdt de dril groen
het water koel
er zwemt iets rond
hij heet schaduwboom
want ik noem hem zo
en er zit een fietser
op de bank zonder fiets…
De oude man verlaat
voor de dageraad
stil het reservaat
loopt naar
de eenzame plek
waar de
schaduwboom staat
zet zich neer
onder het gebladerte
van de oude eik
de eeuwige reis
is begonnen
met de droom over
de jachtvelden
en bij ondergaande zon
gaat hij
met een zucht
over naar het
dodenrijk.…
donker
dwaalden
schaduwbomen
op de van licht
vergeven
kale plaats
hier bleef
de wind
achterwege
er was voor
jonge aanplant
geen schaduwkant
zomerse hitte
droogden
jonge loten uit
kaal barstte
in de grond
de zwarte kluit
waar nachts
de plek leek
uitgestorven
loerden ogen
uit de rand van
het bos naar prooi
mooi zichtbaar…
anders dan de zijne
eenzaamheid is metgezel lijkt het wel
voor al degenen die in eigen zwijgen
niets kunnen verstaan
maar hij ademt verwondering
wanneer een lelie - badend in de maan -
liefdevol het water kust
of het nijgend zware graan
vergoten tranen draagt
van een gebroken wolk
bij het zwaluwscheren
door ontstoken zonnelicht
over schaduwbomen…
Uit schaduwbomen
vielen ze, van manen waar het ijsde. Het kind
een pop van nog geen meter hoog. En zo veel
gele snavels, zo veel stilte viel die middag op het pad.
Zou een vleugel bewegen met balsem van water?
Een kleine dood klopt in het kind, het is gemaakt
om te bewaken. Dit uur. Die tuin een kom.…
veldfles voor als de dorst uitbrak
Door bossen, heuvels en dwars over de hei
Ze voelen zich uitbundig vrij
Het leven wordt volstrekt genoten
Tot de vermoeidheid ze heeft teruggefloten
Ze slapen ergens stil in hun kleine tentje
Dromen over ieder natuurfragmentje
Morgen zien ze de klaprozen weer langs komen
Als ze uitrusten in een veldje, onder schaduwbomen…