Omdat zij zo lelijk is
met een scheve mond
grote benige handen
haar afgebroken tanden
Zo plat als een liniaal
scheef kromgetrokken
en de hobby heeft
om met agenten te knokken
Die haar regelmatig
op haar stompe klei neus slaan
om overeind krabbelend
toch weer door te gaan
Bokkend en briesend
als een dolle uitgemolken koe
stormt zij…
Hij is oud
Maar heeft nog wel eens een willetje
Het steigert echter niet zo meer
Daarom grijpt hij veelal naar het pilletje
Bokkend grommend kreunend hijgend
En bijna een hartinfarct krijgend
Werk zich al doende in het zweet
En dat alles schaamteloos in zijn blote reet
Om dan na de daad in de spiegel te kijken
Naar zijn afnemende prestatie…
De rossen,
gelaten in 't lastig geluid
der schokkende, bokkende bossen,
gaan, stille en gestadig, vooruit.
Geen zwepe en behoort er te zinken,
geen snoer en genaakt er één haar;
zo stappen, hun bellen al klinken,
de vrome twee horsen, te gaâr.…
Al rijdend, al rotsend,
al bokkend
en botsend,
al piepend en krakend, zo vloog hij door stee;
en, als hij was henen
en verre verdwenen,
toen waren de dagen en maanden ook mee.…