Je hebt ons gedragen en gebaard
En jezelf echt nooit gespaard.
Steeds bleef je paraat
Ons altijd moed ingepraat.
De kloek waakte over haar kuikens, altijd
Onvermoeibaar, dapper, steeds tot alles bereid.
Nooit kunnen wij je genoeg bedanken
Ik heb niet genoeg woorden of klanken.
Onvoorwaardelijke liefde, ze bestaat
Ik geloof niet dat…
ik hoef geen gladde gevijzelde woorden
uit jouw giftige driftige druipende mond
maai nog liever cirkels in het
hoogpolig korenbloemtapijt
of tel de gaatjes in het plafond
tot ik slaap
en krijs niet meer…
het dageind kust mij in
haar roze abrikozenvel
slaapwel
geluiden trekken hun
geruite pyjama aan
gedaan
met twinkeleren, culmineren
toten trekken
gekken
een vogel schrijft een
laatste letter in de lucht
vlucht
en geuren dampen dauw
over 't avondgras
slaapgas
een rijmsnoer trekt
de dichter toe
moe.…
sikkelgrijns
ook die geheel verlaten straten
met amper wat mens in beeld
gebogen ergens naar op weg
geen blik of woord teveel
slechts het jachtig dokkeren
met het hoofd al bang in bed
dan sta ik stom te staren
door een groot laat raam
de nacht te slapen leggen
met ja, ik je weer gezien
en morgen zal het zijn
opnieuw tussen jou en mij
slaapwel…