Roerloos lag de zeehond op het vals plat
Hij had het te bont gemaakt
alsof hij rustte op het wad
frontaal op zijn kop geraakt
Het oog van de jager traande
maar niet van verborgen leed
Het was alsof het maande
als je dit gedode leven maar vergeet
De wind ijlde over de vlakte heen
Het dier werd ruw gesleept
Dit is waarom de mens moet wenen…
ze hebben ons bevrijd, die Canadezen
we waren dankbaar, stonden in het krijt
maar nu ben ik de warmte voor ze kwijt
en vind ik de bevrijders om te vrezen
ik zie ze, net als vroeger de Germaan,
de onschuld met een stok de kop inslaan…
De dochter en de schoonzoon van Irene
Keren stuk voor stuk hun schoenendozen om
Familieleden uit het heiligdom
Zijn tégen hen! Heel erg van de gemene!
Onaardig, want juist onze adeltop
Beschermt de klapmuts en de zadelrob…