Wij waren altijd samen.
Wij waren zoals één.
We kenden elkaars namen.
Maar toch ging jij heen.
Je keek me nog een keer aan.
Net of je zei: ik kan niet meer.
Het doet me pijn om te staan.
Vergeef me voor deze éne keer.
Je wilde bij me blijven.
Maar je ogen sloten toe.
Ik wilden je nog zoveel schrijven.
Maar je werd zo moe.…
De ziekte die jij had,
was vreselijk.
De pijn die jij had,
was ondragelijk.
Het gevoel dat ik heb,
is vreselijk.
Het verdriet dat ik heb,
is ondragelijk.
De grote tumor die jij had,
was onmogelijk.
De ziekte die jij had,
was kanker.…