Wijl het ochtendgrijs nog aan de daken kleeft
hult hij zich in de wollen stilte van de nacht.
't Is vreedzamer toeven in de sterren.
Die momenten voor ‘t getier en geraas herleeft,
en de stad weer op z'n grondvesten beeft,
Speurend naar de geheimen van het universum,
zoekend naar dat illusoire equilibrium.
Wat hij tracht te vergeten is…
Een kleurloze nocturne om m'n schouders
rilt bevroren in de vochtige stilte
van een nacht zonder ouders
en een dag die verkilde.
Obscuur palet van eenzaamheid
een kwaal die niet went met de tijd.…