Zelf de zee zijn, een donker bed
waarin de pijn zich keer op keer
verheft als een golf en ingebed
het zand bedekt met rimpels
rimpels die vraagtekens trekken
achter vragen van hoe het gaat
op een gelaat waar je jaren leest
een levensboek zonder woorden
zeldzame woorden strompelend
uit dromen van de nacht,
als vuursteen je gebeente splijten…
het is fantastisch dromen
in de pijp van een brug
intrigerende takken
bevroede bomen op grasgroene bermen
ze leunen als een beschutting
op de schaduwwand
een schuilplaats, hol maar warm
waar ik stille dromen koester
in de schutting van beton
omsloten en onbeduidend
knieƫn onder mijn kin
gesteund in de rug
ik zou hier kunnen zingen
de…
Het zwijgen staart onthutst
naar koolzaad stilte
vlak voor de kraag
die genezijde afsluit
van een ondoordringbare mist
ik mis het doordringen
tot de einder
waar haar schaduw slaapt
in een gemis aan korenbloemen
en madeliefjes
pluizende paardenbloemen
en sporen van een trein
brengen mij bij haar
zonder lawaai en loopschoenen
die rust…
weer is het goede vrijdag
de dag waarop christenen
de kruisiging herdenken
kranten verslaan lijden
als hamburgers uit de quick
tweeduizend jaar later
herinnert zich niemand nog
dat nieuws wordt niet herhaald
door tijd verkaald en
eigen aan de mens
gaat hij verder als zwerver
in een luxe bed
ooit zal het zuur opbreken
een spons…
wanneer ik nu het land bekijk
dan vliegen de raven
niet meer op
alsof ze thuis gekomen zijn
verstommen de dagen
vertraagt het denken in ijs
de herinnering blijft
boven een dun sneeuwtapijt
verdwalen prille lentekleuren
in een verwaterd grijs
trekken daar jaargetijden
tot een puntig gemis…
Hoe stil kan een landschap ademen
zonder het seizoen te verraden dat
licht weerkaatst op zijn roestige grond.
Een kale herfstboom reikt naar lucht
slorpt het blauw op uit een rode avond,
mijn ogen bewaren de donkere lijn,
waarachter een licht vermoeden
het onbekende in mist en nevel groeit,
langs het stilzwijgen van de raven
waarin een…
vandaag is helemaal blauw
het blauwe blue blauw
stil blauw voorafgegaan
de lucht op deze lentedag
weerkaatst in kabbelend water
een mengeling grauw en wit
en het blauwe blue blauw
nestelt in veren van
de kirrende stadsduif
op zoek naar een droompaleis
niet verdronken of vervlogen
maar vederlicht dichtbij…
Ga aan mij voorbij
blauw dat me niet
bevroeden kan
wat mijn hart beroert
wordt niet in lucht gelezen
ik zuig met lange tenen
diep uit de grond
afgestompt de treur
van de akker
opdat daar groeien mag
wat bij mij is afgeknot
uitgestrekte armen
naar een heldere hemel
is het mijn lot
of de doem van een religie
knotwilg te willen…