nazomeransicht
Een berk buigt tegen beter weten in als
weduwe der schaduwen verdonkert zo
de glazen die
halfvol op de tafel het parmantige
kristallen lijf omhoog trachten te
houden
tevergeefs is alles wat de schijn doet
zien.
Een berk ligt op haar knie? maar
tevergeefs gekropen als koningin der
kalenden -dit Babylon het bladdert…
nazomeransicht
Ik heb zo verlangd naar dit terras onder de
Hangende Berk van Babylon het
licht dat valt als waterval met liters uit
de hemel het rode hout dat stoelen is in
tijd, in tijd
een ansichtkaart waar niemand nog verblijft
de treur zit in de verte van het zitten, kijken,
horen niets en niets dan de nazomer in
al haar diepten…
En als kinderen, god de herinnering
schijnt (als destijds door het keukenraam
de zon) voor mijn ogen als ik ze even
sluit, schilderijen maken op de vloer
in de koele keuken, je was zo licht,
haast zou ik zeggen met het puntje van
je tong uit je mond schilderend godinnen
van liefde en donder, het felle blauw en
het zachte, perfect palet als buiten…
Er had niets maar dan
ook niets gebaat het donker
daalde neer in overvloed
“Ze waren met teveel” en ik
had losgelaten wat ik vliegerde
sans color en het hart nog
altijd op de juiste plaats enz.
enz.
een grijze bedoening sla de
waterkant dan oeverloos kleine
jongen haal je vader maar hij
vliegert wel als jij dat wilt
als dat is wat jij…
Een meisje op de fiets in de regen, haar
blote voeten op de trappers, haar doorweekte
zomerjurkje
ik wilde haar wat zeggen, ik nam de natte
slierten haar voor haar ogen weg,
maar ze sprak alleen oud-Grieks, en ik
slechts onzuiver Veluws.…
Een tuinpad in de ochtend, de zon heeft nog maar
nauwelijks een gezicht en is gekleed in nevel, de
ragfijne druppels nemen intrek in mijn haren. Het
grind dat knerpt onder mijn voeten fluistert
zachtjes van de nieuwe dag, zachtjes want
de wereld slaapt nog.…