Negende gedicht voor Maria Magdalena
Ik heb je aan de ketting van mijn slaap gelegd.
De kamer stuiptrekt en het bed wordt groot.
Mijn zaad bevlekt de lakens met violette tatoeages.
De lege lamp voltooit ondraaglijk het lichtjaar.
Wij weten weinig van de weelde, maar we weten
dat weelde niet meer wederkerig is. Immers
na de paartijd gaan de vrienden huiswaarts
blauw geschminkt als een onweer en somber.
De liefde leeft niet van de mens alleen.
---------------------------------------
uit: 'Gedichten', 1971.
Inzender: fvdb, 16 april 2006
Geplaatst in de categorie: liefde