Een V boven de stad
Naarmate de feestdag die nadert groter is
neemt ze meer tassen mee voor haar boodschappen.
Voordat haar iets kan worden geopenbaard
stapt ze op de fiets en door een zekere welvaart
op haar betaalkaart is het moeilijk om kalm te blijven.
Ze denkt, of kun je dat wat door haar hoofd schiet
geen denken noemen, als het maar niet druk is,
het is ook veel drukker als anders en toch -
wat een gemier, want daar staat de ijstaart. Niet hier.
Hier staat het brood. Verlaten door elke besturing
en geplaagd door geschitter gieren haar ogen
langs de maanzaadbroodjes de worstenbroodjes
de Finse bollen het zonnebrood geen stokbrood? en let
op de versheidsdata vergeet de stol niet maar welke
is de grootste verrassing voor haar huisgenote
die met spijs of die met vruchten en dit is pas het brood,
het onderste van de maaltijd, wat doet ze, blijft ze of
gaat ze, ze blijft en warrelt door de winkel.
Uitgezwiept door de draaideuren fietst ze terug en hoort
ganzen; ze kijkt omhoog naar hun vlucht boven de stad,
waar gaan ze heen, al gaan ze weg
hun kwebbelen maakt haar onverklaarbaar blij,
de koude lucht kolkt door hun keel, daalt
uit het hoge op haar neer - wat een verlokking
tot mooie woorden - terwijl ze langs grasvelden rijdt
die naar het beleid van de gemeente struikloos zijn
opdat er in de struiken niet gebeure.
-------------------------
uit: 'Veerstraat', 2001.
Inzender: hdw, 11 november 2019
Geplaatst in de categorie: feest