Weet gij de reis nog door de regen,
Weet gij de reis nog door de regen,
de thuisreis nog, de regenreis?
hoe diep was ons de nacht genegen,
hoe dicht-nabij het paradijs.
Toen vielen wij als snelle vissen
bij waterval en draaikolk neer,
en gleden tot waar gele lissen
zich bogen tot een windstil meer.
En wij die als het water blonken
en geurden als het kruizemunt,
wij dreven, dreven droomverzonken
het meer af, naar het verste punt.
O stroom, die immer moet verzanden,
o meer, vermalen tot moeras,
o dwaze vis aan droge stranden,
o regen, ruis hoe schoon het was.
-----------------------------------
uit: 'Ariadne op Naxos', 1948.
Inzender: jm, 26 november 2021
Geplaatst in de categorie: reizen