inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 4.698):

Stadstaal

De vermoedens die een stad voortdrijven,
al ligt haar kaart vast. Het is onveranderlijk
dat vrouw staat in licht lantaarnpaal, schip
voorbij schuift en brug verzucht onder gewicht.
Er valt helemaal niets te zeggen. Mijn talen
drijven de spot met mij. Goddeloos, zeggen ze.

Waarom dan blijven de kleine straten zich
vermommen. Onmiskenbaar zijn geruchten
van rode maskers, ketelmuziek en de bok
die dwars door de tijden springt. Zo verliest
de stad haar evenwicht. Duistere taal sijpelt
door de oude stenen, grijpt om zich heen.

Nu is een ijle gedaante. Zij buigt zich even
over de spotlachende sater, fluistert taal in
zijn hoog gespitste oren. Als ze zich overgeven,
komt een ander patroon omhoog, kan de stad
haar adem niet hervinden. Ik bind mijn haren
vast, zoek een tong om deze taal te spreken.

Grenzeloos tekent dit verlangen zich op
de kaart. Vrouw baadt zich in zonlicht tegen
hoge huizen, schip maakt zich langer en
brug kijkt traag toe. In mijn handen ruist
een taal. Een pen beweegt op de kaart tot
de vermoedens die een stad voortdrijven.

-----------------------------------------------
uit: 'Het nachtland/It nachtlân', 1998.

Schrijver: Albertina Soepboer
Inzender: rv, 7 december 2021


Geplaatst in de categorie: taal

2.0 met 16 stemmen aantal keer bekeken 6.184

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Maxim
Datum:
7 december 2021
Knap deze paralinguïstische beschrijving van de stad
als fenomeen!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)