Brief
Aan: onvernoemd. Onverstuurd.
'Kom ogenblikkelijk, ik ben ongeneeslijk ziek:
een liefde van zo'n dertig of zo jarenlang beleden
is vervallen, schijnbaar, in het niets, alwaar het
klaarblijkelijk al op zijn plaats was, al die tijd.
Indien nu koning Arthur nog maar bestond, was je een
vliegend schaak, of minstens Parcival, die had ook
onovertreffelijke zit, te paard. Met die gouden schotel,
is dat toen niet misgelopen? Zeker weet ik het meer niet.
Maar in elk geval was er sprake van een tafel en, nog
belangrijker een Ronde! De ridders doolden nog, ja, en
vonden, zo af en toe. Wat dan ook. Ik was toen, jammer
genoeg nog niet op de vlakte, nou ja, geef me desnoods,
vanwege doodsnood een injectie, per die juffrouwdame,
die dat zo voortreffelijk doet. Opdat ik weer vrolijk
word. Ach, ongeneeslijk is het waarschijnlijk toch, zó-
veel is nu toch eindelijk wel zeker. Maar er zijn meer
patiënten nog, die hoewel opgeschreven met opgeheven
hoofd de dood, de liefde, in de ogen zien, ach...
de herfst stemt me somber, stemt me vrolijk, bij de
gedachte aan uw stem, aan uw bij voorbaat ruwe woorden,
omdat, als paardenkenner, bij hemelsblauwste oogopslag je
had gezien: dat ding valt niet te temmen meer, voor-
uit maar: een paar verantwoorde medicamenten. Nu,
nog bedankt, maar in Godsnaam, wie was je, waar bèn
je en waarom niet hier? Waarom ik wèl?
---------------------------------
uit: 'Kus of ik schrijf', 1972.
Inzender: mw, 22 januari 2013
Geplaatst in de categorie: ex-liefde