Cascais
Ik sliep nabij een fontein
met mijn hoofd in jong gras,
ik droomde dat ik een klein
jongetje in Pamel was.
Een avond met bloesemgeur,
een vleermuis, zot als ik,
mijn moeder stond in de deur,
lachend, een ogenblik,
naar alles en naar haar kind;
zij zong, ik wist waarom,
zij zong zoals graan en wind.
Moeder, ik kom, ik kom.
Toen sprong ik luid op haar aan
en sloeg neer met mijn hoofd
op arduin; sterren en maan
flitsten en werden gedoofd.
Wie weet waar de droom begint,
waar de wind, waar het graan,
waar de moeder, waar het kind,
gekomen en gegaan.
Zalig ontwaken, in pijn
op haar schoot, en daarom
ontwaakte ik bij een fontein.
Moeder, ik kom, ik kom!
-------------------------------
Uit: 'Verzamelde gedichten', 1977.
Inzender: nt, 18 november 2014
Geplaatst in de categorie: ouders