Sonnet 4
Het sonnet in het Noorderplantsoen
Er valt een diepe sneeuw van de kastanje.
Ik zit moe op de trappen van de vijver,
staar naar het water, de fontein, becijfer
hoe diep de bloesems windstil, wit-oranje,
het asfalt met onhoorbaarheid bedekken.
Het zou een offer kunnen zijn, aan wie dan -
stilte. Ik ruik het hevig, adem langzaam
in en uit, mijn rug even strekken.
Hij heeft mijn brieven twintig jaar bewaard.
Het gesprek reikt over duizend mijl naar het
zuiden, ik luister aan de hoorn en denk aan
de tonen, hoe ze vallen, van het spinet,
als hij het opent en de toetsen aanraakt.
Ik laat liever het verval zijn werk doen, aards.
------------------------------------
uit: 'Elektron, Muon, Tau', 2000.
Inzender: WvdW, 2 december 2014
Geplaatst in de categorie: ex-liefde
Parel in het groene hart van de stad Groningen.