inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 174):

school der poëzie

Ik ben geen lieflijke dichter
Ik ben de schielijke oplichter
Der liefde, zie onder haar de haat
En daarop een kaaklende daad.

Lyriek is de moeder der politiek,
Ik ben niets dan omroeper van oproer
En mijn mystiek is het bedorven voer
Van leugen waarmee de deugd zich uitziekt.

Ik bericht, dat de dichters van fluweel
Schuw en humanistisch dood gaan.
Voortaan zal de hete ijzeren keel
Der ontroerde beulen muzikaal opengaan.

Nog ik, die in deze bundel woon
Als een rat in de val, snak naar het riool
Van revolutie en roep: rijmratten, hoon,
Hoon nog deze veel te schone poëzieschool.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
uit de Verzamelde Gedichten van Lucebert (1924-1994)

Schrijver: Lucebert
Inzender: HvdD, 31 oktober 2002


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 35 stemmen aantal keer bekeken 12.036

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)