Prentenkabinet 1
De vrouw achter de tapkast was niet groot
maar vreselijk van boezem: een matrone
die lette op haar geld en zeven zonen
en scherp en zeker zijn zou tot haar dood.
Ik mat haar met een schildersblik: in 't licht
dat scheemrig overbleef uit de gordijnen
heerste bij duisternis en flikkerschijnen
nadrukkelijk en kwabbig haar gezicht.
En 'k had haar plotseling oneindig lief
toen zij zich langzaam, met gracieuze dikte,
afkeerde van haar bier en haar tarief
en trots en troostloos in haar zakdoek snikte.
---------------------------------------------------------
Uit: 'Gedichten 1940-1965', 1969
Inzender: F.E., 3 november 2003
Geplaatst in de categorie: emoties