inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 352):

Prentenkabinet 1

De vrouw achter de tapkast was niet groot
maar vreselijk van boezem: een matrone
die lette op haar geld en zeven zonen
en scherp en zeker zijn zou tot haar dood.

Ik mat haar met een schildersblik: in 't licht
dat scheemrig overbleef uit de gordijnen
heerste bij duisternis en flikkerschijnen
nadrukkelijk en kwabbig haar gezicht.

En 'k had haar plotseling oneindig lief
toen zij zich langzaam, met gracieuze dikte,
afkeerde van haar bier en haar tarief
en trots en troostloos in haar zakdoek snikte.

---------------------------------------------------------
Uit: 'Gedichten 1940-1965', 1969

Schrijver: Alfred Kossmann
Inzender: F.E., 3 november 2003


Geplaatst in de categorie: emoties

2.0 met 55 stemmen aantal keer bekeken 14.867

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Wim
Datum:
28 augustus 2011
Email:
wim.hentenaaronline.nl
Ga op dit moment door mijn voorraad oude vhs-videobanden heen. Ik vond een Coda uit 1987 van dit gedicht. Zie youtu.be/4mhSU7jn-iw

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)