De kroeg, zijn sociale functie, de gasten.
Tot vroeg in de kroeg
het gilde der gulle drinkers.
Klinkers van de oude klare.
Moppen tappende
gillende geilers.
De tranen treffers
en gekwelde kwijlers.
Ook de lallende lavelozen,
de depressieve,
medicinale drinkers.
De kroeg, trefpunt van
plezier en verdriet.
De plaats waar het negatieve
tot kunst wordt verheven.
Bij het gul schuimend genot
wordt liefde gewonnen
en gaat zij kapot.
Iedereen wordt na drie glazen
serieus genomen,
thuis de heksen en demonen.
Hier de vrijen,
de gelijkgestemden,
de waarachtig ongeremden.
Thuis het leven
van de sleur, hier is het
waar het allemaal gebeurt.
Hier vind je de gulzige wijven,
thuis is zo gewoon na vijven.
Maar desondanks, of juist
dankzij, zitten thuis de vrouwen
van hun man te houwen.
Geplaatst in de categorie: humor