Mijn critica (poëtica 2)
Zij leest mijn versjes en ik huiver.
Haar taalgevoel is scherp en zuiver.
Ze legt de vinger op die feilen
die ik probeerde bij te vijlen
of te onttrekken aan ’t gezicht,
maar niets ontgaat haar streng gericht.
Ze laakt gemakzucht, rijmelarij:
bij ‘n ander mag dat, niet bij mij!
En je zult zien, als ik mij inhoud,
verwijt zij mij gebrek aan inhoud!
Mijn critica, mijn criticaster,
kritiek op haar is bijna laster.
Critica, zegt zij, is archaïsch.
Kan zijn, maar hier is het hilarisch.
Je houdt me scherp, mompel ik dapper,
maar ’t liefst spande ik de boog wat slapper
en strooide ik losjes met mijn pijlen
zonder in doelen te verzeilen.
Zodra zij straks haar hielen licht
schrijf ik heel snel een nieuw gedicht.
Geplaatst in de categorie: literatuur