snow
ik zit met willie op een koude betonnen vloer
gapend naar vier dikke muren
zonder vensters of deuren
de muren hebben verdacht veel weg
van dreigende sekslustige heren
de enige voorwerpen aanwezig
zijn grote hopen apenkeutels
bananenschillen
en een verschoten boomtak
(van deze is een versleten autoband afhankelijk)
- het is kerstmis, willie -
ik gebaar naar de hemel
naar een ouwe man voortgetrokken
door een vuistvol rendieren
- ho, ho, ho -
eenmaal geland, is de slede
pakweg dertig centimeter groot
én van glas
- is de redding nabij? -
vraagt willie aan de indringer
de kerstman dipt zijn hand
in de apenshit
en tekent een voorspelling op de muur:
een muizenvoorspelling: maria muis
kindeke muis, jozef muis
de kerstster straalt dolletjes
in een donkerblauwe nacht
- kappen nou met dit claustrofobisch getippel -
snauwt willie
hij sjort zijn hoed over zijn oren,
klapt uit zijn maatpak, staat klaar
in slobberige boxershorts om te springen
- wacht nu, willie
de kerstman is ermee bezig -
maar nee, willie vergruist het hert en de slee
tot een fijn poeder
rolt een vijftig euro biljet op
en snuift zijn neusgaten er vol mee
hij begint te krioelen, ontplooit een rode kam
vleugels, snavel, staart en veren
compleet gaar staart hij in de ochtendnevel
- ochtendstond heeft banaan in de mond -
cokeleku! cokeleku!
Geplaatst in de categorie: moraal