Een Nederlander op de fiets
Een Nederlander op de fiets.
Dat is me zoiets.
Rijdend op banden van rubber.
Over de Nederlandse blubber.
Niet omkijkend.
Steeds maar rechtdoor.
Dat is me zoiets.
Een Nederlander op de fiets.
Als kleine kruideniers.
Of handelaren in oud ijzer.
Op twee hoge wielen.
Met hulp van de pedalen.
Over grijze velden zonder lichtjes.
Door een woud van verkeersborden.
In rode driehoeken.
Van het wetboek van strafrecht.
Langs oneindig lijkende sloten.
En kanalen vol lelies en gele plomp.
Langs kuddes koeien.
Rechtdoor en niet omkijkend.
Want anders kom je te laat.
Een Nederlander op de fiets.
Achterop een bleke vrouw die de worteltjes schilt.
En helemaal achter de fiets aan een rood verkeerslichtje.
Zie je niets dan begint daar de fiets.
De fiets is een pufmachine.
Een hijgmachine.
Een mens op de fiets is mooi.
Hij duwt met zijn knieën radartjes rond.
En de banden glijden zacht, de opblaasbanden varen over de weg.
Over een eigenaardig pad voor zwakke voetgangers en vreemde roeiboten op wielen die je alleen in het circus ziet.
Dat pad is er voor de voetganger en de fietser en waarheen leidt het eigenlijk?
Naar verre kerken.
Zie de torentjes al in de verte.
Achter lief biggenland.
En achter appelstroopfabrieken.
De koe reist mee.
De Nederlander op de fiets.
Het heeft wel iets.
De koe kijkt aandachtig.
De sloten gaan mee.
De vissen zwemmen mee
Geplaatst in de categorie: landschap