BOSANEMONEN
De treurwilg bij de rand van het eikenwoud
heeft gekromde vingers, vol neerslachtig grijs.
Door zijn reuzenhand ruist een trotse wijs,
die op strijdbaar, toch vreedzaam voorjaar bouwt.
Bladknoppen in het zwaar hangende hout
zien neer op een klein bloemenparadijs,
geboren uit modder, verdwenen ijs.
Het siddert onder sluipwind, ademt koud.
't Opbeurende wit, met wazig wijnrood,
der tere grondsterren spreekt luchtig,
maakt de schuchtere lente machtig groot:
"Ik wek het bos bescheiden, maar eerzuchtig,
geef nieuw leven aan woudreus, nietige loot,
besta toverachtig sterk _ schoon vluchtig."
Geplaatst in de categorie: jaargetijden