Stad en land
Hij was naar Overijssel toe gekomen
Dankzij heur fijnbesnaarde lieflijkheid
Hij was een eloquente, stadse rakker
En zij een welgevormde boerenmeid
Hij trof haar aan op zeek’re vrijdagavond
In een hoofdstedelijke disco-bar
Maar tussen al die Amsterdamse deernes
Leek zij verdwaald en ietwat in de war
Fluks had hij haar vrijmoedig aangesproken:
‘Wat wil jij van me drinken, lieve schat?’
Ze ging met hem naar zijn etagewoning
En lag te bed eer hij er erg in had
Hun liefdesspel hield gans de straat klaarwakker
Des ochtends zei ze: ‘Kom naar ’t platteland,
Daar valt geen burenruzie te verwachten:
Noch buren links, noch aan de rechterkant!’
Zij was woonachtig in de buurt van Zwolle
In een verlaten herenboerderij
Ze had er generlei familieleden
‘Geëmigreerd,’ alzo verklaarde zij
Dus minnekoosden zij daar twintig nachten
Vol van plezier en aanverwant genot
Zij wilde aanstonds echter weer wat anders
En met een hakbijl kliefde ze zijn strot
Ze legde zijn acuut ontzielde lichaam
In de bosschages achter op het erf
Reeds dertien lijken lagen daar ontbonden
Hem voorgegaan in liefde – en bederf
Die plek had zij zorgvuldig uitgekozen
Omdat er nooit een pottenkijker kwam
Op het NS-station kocht zij een kaartje
En reisde andermaal naar Amsterdam...
... Geïnspireerd op het lied ‘Het hart eener deerne’ van Heinz Polzer. ...
Zie ook: http://lol.tpo.nl/column/oranje-blanje-beu/
Schrijver: Marco Bakker, 31 januari 2016
Geplaatst in de categorie: misdaad