Het venster,
Hij, Die in een vreemd huis,
Van uit het venster kijkt
over een stille buurt
van kleine tuinen,
Droomt voor een ogenblik
zich veilig thuis.
Hij ziet de goudenregen,
De warme kleur bruin,
Fluwelen violier en,
Verder de mooie narcis.
Hij vraagt zich af of hij,
Wie het gegund is hier te wonen,
Niet, Voor een enkel dag,
Gerust, Tevreden is
en de jonge vrouw,
Ginds bij die anemonen,
Vanacht geen minnaar
in haar armen drukt.
Van uit een open raam tuurt ze
naar de andere bloeiende tuinen,
En, Hopend en verrukt,
Droomt van een nieuw geluk
nog zonder een naam.
Geplaatst in de categorie: vrijheid