HIJ DROOGT EN ZIJ WAST AF
Een felle vloek
en het bord valt uit zijn hand
druppels bloed op duizend stukken
hij foetert iets van; ’scherpe rand’
en; ’doe het lekker zelf voortaan!’
zij troost,
maar kan haar lach niet onderdrukken
’Ik help nóóit meer!’
en zijn ogen spugen vuur
strafschop voor haar leedvermaak
zo gaat het bijna ieder uur
zolang al als ze samenzijn
hij zeurt
en zij schiet elke keer weer raak
’Wil je koffie?’
vraagt ze liefdevol aan hem
hij knikt te gulzig in haar ogen
de kleine kwinkslag in haar stem
houdt hem nooit op zijn hoede
hij smelt
voor zoveel schijnbaar mededogen
Dan buigt hij,
ruimt de scherven van de grond
handen strelen grijze haren
haar teder kussen van zijn mond
smoort het dagelijks gemopper
zij straalt,
nog meer dan toen ze tiener waren
Geplaatst in de categorie: liefde