de Zanger van 'De Piezeman'
daar kwam den bourgondiër aangetjokt
vief en kwiek over de Merodelei
hij sprak wat ook van het grôten zij
het is het klein genot dat lokt
ik wil geen gezaonnik zonder ènd
mensen löstert naor m’n lied
van De Piezeman gaoi ik vur ööj zinge
midden op de lei daar zong die rare vent
‘zeg manne löstert naor m’ne raod
wanneer ge stao te piesse
ge wit toch allemaol ève goed
hoe slèècht dè ge h’m kant misse
want ès g’ is onvurzichtig zijt
hap zi d’n hond èn ge bent ‘m kwijt
hupsasa hupsasa
hap zi d’n hond èn ge bent ‘m kwijt
dadegedoem dadegedoem dadegedoem dadegedoem
dadegedoem dadegedoem dadegedoem dadegedoem’*
klaar met zingen keek hij in het rond
mensen klapten met hun open mond
hij sprak waar is hier toch de stammenee
het ritselt kwinkt aldoor in mijn portemonnee
men wees hem de weg hij verordonneerde
chateaubriand in de wijnkoopmansboter
met friet en majonèse d'r bovenup gesméte
als vooraf breekbrood Geelse zwarte pensen
twee tikkeneikes een teljoor droge hespen
breng de glazen een fles rijnse wijn
tegen het spleen en de chirurgijn
hij zat uit de kunst en verteerde
* vijfde couplet van ‘De Piezeman’, een middeleeuws kempisch lied
uit Liedarchief Weebosch-Bergeijk, bewerking Hannie Franken
Geplaatst in de categorie: muziek