Wanneer de wolven waken
-I-
Het woud sluimert nog in sneeuw en mist
wanneer het lofgezang der wolven staakt
als hun geliefde -in haar peignoir volmaakt-
door dagen van de hemel wordt gewist
een wijfje jankt zacht na bij het vervagen
voor ze zwicht voor het eisende secreet
dat hongerig aan haar maagwand vreet
en aandringt om het stillen na te jagen
de jongen draven gedwee achter haar aan
als ze ‘t spoor volgt dat naar de roedel leidt
waarin gezamenlijke zorg en veiligheid
meer kansen bieden aan hun voortbestaan
-II-
tegen schemer bespeurt de roedel geuren
in vlagen wind die wakker over jagen
walmen van het kwade met zich dragen
die hen alert de koppen op doet beuren
de wolfsclan waakt -laat ogen gloeiend glijden-
klaar om bij dreiging ijlings af te druipen
of groepsgewijs de vijand te besluipen
om aan te vallen als ze moeten strijden
het onheil stuwt de grauwen uit hun strot
en spieren spannen in de ruige lijven
geen wolf is zeker van vluchten of te blijven
tot het vallen van ’t eerste knallend schot
-III-
speeksel vlokt al schuimend langs de kaken
moordzuchtig grijnzen muilen tanden bloot
nog onbewust van het vernietigende lood
afgeschoten om de pelzen buit te maken
de strijd is fel en doodsangst snerpt verscheurd
tot adem breekt en ijlings stom verkilt
diep bevriest waar zwijgen zelfs verstilt
en het sneeuwdek sterft levenloos gekleurd
maar bij het kwijnen van zonsondergang
wast de maan herboren uit de nacht
lokt glanzend met mysterieuze kracht
smachtende blikken en het wolfsgezang
Geplaatst in de categorie: natuur