Dief in de nacht
Toen zijn lange vingers gleden
langs de kringen van het leven
om te vegen van het stof
dat werd verzegeld met de tijd
was het de weerwil van de wolf
die zijn vijand was gebleken
en het uur had toegekeken
van zijn onbezonnenheid
De lente tikte hem voorbij
nog als een warme voorjaarsregen
tegen vensters van genoegen
die hij dichtsloeg toen ze wijd
hem nog die vrijkaart wilden geven
met de wind die was gebleven
maar hij keek er niet naar om
en haastte door in ledigheid
Hij wist het zeker dat hij niet
hier in het hellevuur wou leven
om als brandhout voor de derde macht
in zwart voorbij te gaan
waarvan slechts Kafka ooit met dodenpen
de dieptes had beschreven
tot een boek waarvan men wist
dat niemand het wou openslaan
Verslagen was hij nu te laat
en kwam geschaad zichzelf tegen
tussen kolen die hij schiep
en hardgekafte zwarte vlijt
die met zijn naam hier werd gehoond
verstoken van de voorjaarsregen
die hem enkel met een vrijkaart
wou getuigen van de spijt
want gestolen goed gedijt niet
brandend raakt men alles kwijt
Zie ook: http://www.stromangedichten.blogspot.com
Schrijver: jan haak, 15 maart 2009
Geplaatst in de categorie: psychologie