Hemelbestormer
"Kom Pegasus, mijn trouwe paard,
een godentitel ben ik waard;
gezwind de berg op,
bestorming van de top.
Bij goden zal ik wonen,
de oppergod onttronen;
nog meer eer en roem vergaren,
ja, grote sommen geld bewaren.
Een groot dichter zal ik zijn,
mij sieren wagen, krans en wijn;
de lauwerkrans zal ik krijgen,
een smaak zo zoet als vijgen."
Zo dacht ik in mijn overmoed,
verlangend naar meer geld en goed;
verlangend naar der mensen eer,
nu zittend bij de pakken neer.
Nu, onder de hemel, onbereikbaar,
wachtend op een goddelijk gebaar;
nu het opstijgen is verleden,
hopend op een doorbraak naar beneden.
Dan zal de muze bij mij wonen,
hier mijn dichtsels gaan bekronen;
de hemel is voor godentronen,
de aarde voor de mensenzonen.
Geplaatst in de categorie: literatuur