Willem Claesz. Heda, Stilleven
Is dit dromen? Is dit dronken zijn?
Dwalen door de stille stad, de nacht,
Waar mijn moeder is geweest, waar mijn
Vader kwam. De huizen hoog, hij wacht,
Wacht en wenkt mij uit de wijk, de pijp.
Hij gaat mij voor op het grote plein,
De kleine tuin van vroeger toen rijp
De druiven aan de stokken, de wijn.
Hij opent kort de deur, de kleine
Zijingang. Gaat u toch voor, ik dacht
U hier, welkom, te tonen fijne
Schilderijen. Uw gids is vannacht
De kenner van de kunst, ik nader
Met grote schroom, mijn zoon, de dader
Is geen held of theoloog, vader
Zijt gij, ben ik, begrijp dit kader
Van Uw kunst. De trap op dan, hier dreigt
Het Rijksmuseum zonder licht, kom,
schijn uw zaklamp breder, anders hijgt
Het spook van Oldenbarnevelt om
Wraak. Kom, we beklimmen nog een trap
De erezaal, hier kijk, kijk, kijk.
Ik schijn mijn lamp op naakte goden,
Ik schijn mijn lamp op rijke doden,
Ik schijn op de wachters van de nacht
Ik dacht daar: wat is dit alles zacht
En vals en week. Het bederf is verf.
Vader, weten ze wel wat ze doen?
Hij zei: mijn zoon, uw taak, uw wil: sterf.
Dan vindt ge op dit laatste doek, doen,
Geen verf, geen God, een echte citroen.
Geplaatst in de categorie: schilderkunst