Herinnering aan een schildersdorp
De vriend voerde het woord:
de helft verzonnen, de rest gelogen.
Het bos, de slagvelden van steen en kunstgras
had hij veroverd met listen.
Ik geloofde in die snedige stem,
mijn tong was een knecht.
Oren verwarden beloftes met bedrog,
getroffen door bewondering.
Zelfs de grap drong niet tot me door
toen hij zei:
“Mijn oma was gevechtspiloot.
Haar gebit werd in de schroef gezogen,
de ronkende kist stortte in de sloot.”
Opgefokte taal vulde mijn mond,
Klotste door het speeksel.
De tuin was een glooiend tapijt
waar hij de gids speelde,
wijzend naar de zoom van een bos,
een vertoning van stervend lover.
In het park sliepen eenden op een poot,
onder wilgen met buigende, trieste takken,
de toppen rustten in het slijk.
We trokken naar de beuk
zich vertakkend naar het licht, in de grond.
Machtige wortels,
Mieren marcheren over de schors.
Hij verft een balk dwars over de groeven,
de grens van zijn lijf in gebroken wit
en de vriend over zijn gestalte snoeven.
Geplaatst in de categorie: vriendschap