Naamloos
Zonder ooit nog lieflijk om te kijken,
het uurwerk van mijn klok te ijken,
neem ik afstand van onze vader tijd,
en voel ik niets dat lijkt op spijt.
Tranend kijk ik hoe je ó zo lief slaapt,
hoe je ten laatste male knorrend gaapt.
In de spiegel van de liefde,
zie ik aankomen, het mes dat mij kliefde.
Af is het ogenschijnlijk eeuwige leven,
zonder enige angst, zonder beven.
Zonder hart is een mens niets dan gedachten,
er is dan ook niets meer te verwachten.
Geplaatst in de categorie: afscheid