spoorloos
Je ging met slepende zolen,
wadend door moerassluiers.
Een schim van vervlogen weelde word ik.
De deurklink knarst in de buikholte,
waar de vleermuizen in hun winterslaap hangen.
Vroeger voelde ik ze fladderen.
Je twijfelt aan het eerste kruispunt tussen vloek en groet.
'Genoeg' is het inwendig bevel,
mantra die ik herhaal tot mijn wangen drogen.
Ik vergeet jouw gekruide adem.
Doek.
Jij ging, loste op in een donderwolk.
Ik in de gordijnen gewikkeld.
Buiten de zon die mij bespot,
grimmig openspat in mijn gezicht.
De avond reikt nu al naar de sluimer,
de paarse en roze tinten in een stolp gevangen.
Zelfs lucht smaakt naar beklemming.
Jouw parfum drijft nog in de keuken.
Jij ging zonder voortekens
Vergeefs zocht ik een vingerafdruk,
verzamelde jouw haarlokken in de badkuip.
Ik vond geen porseleinen scherven,
bewijzen van mijn trilwoede.
De kwelling van het lippenrood op de spiegel.
Alsof het huis me de oorlog verklaarde.
Geplaatst in de categorie: afscheid