Gesneuveld
De klamme kilte van haar manen
Zandkorrels in mijn aders.
Het verlangen wacht in de kelder
Waar de muffe lucht drijft
En niets meer belooft
Dat is veel minder dan heel weinig.
De gore tongen van de nijd
doorboren het trommelvlies.
Zij stamelt naar de bondgenoot
Mager en lager dan ooit.
De schrille stem van het verraad
Die bloedt in mijn buik.
Ik risp zoetzuur op.
Hoeveel uren gaan er in de ijstijd?
Hoe lang al reist het licht?
Vragen die de adem voeden.
Raak haar lauwe, grauwe hals
En proef de lome ochtend.
Met een kriebel in de vingertoppen
Vind ik de diepste kern
Vel de beer die mij belaagt.
Geplaatst in de categorie: woede