Stuurloos
Pruilend als een gekrenkte godin
Vlijt ze zich naast me, hoofd in de knieholte
Aan de overkant horen we een luide lach
Die over de halmen rolt
Gestaag. Voorbarig. Voorlopig
Stamelt het bloed
Kraakt de rib
Drijf ik een eeltige hiel in haar lenden
Nu ik staar naar haar.
Zwelt een prop in de krop
Het verhemelte splijt
De sappige tongval schijnt haar niet te storen.
Een schemervlam strijkt langs wervels
Doofstom reken ik op mijn ogen
Maar ze stromen onder.
Zout drupt langs het voorhoofd.
Een geniepige kever wandelt door mijn gewrichten
Knipt er de elastiekjes door.
Doorzichtig als opgewreven glas
Sta ik hier te vergaan
Nooit was een kramp zo vredig.
Geplaatst in de categorie: liefde