winterbeeld
De hemel grijst
van kim tot kim.
De kou krimpt
in gekist gekraak.
Sneeuw puurt
de bijtende lucht,
scherp het snerpen
van gebitterd kristal.
Krachtig laait
de wervende wind,
rijp stuift uiteen
in een zilveren gruis.
Witte lijnen venijn
in vlaggen vlagend,
werpen terpen op,
brokken butskoppen.
IJsnaalden stikken samen
tot vorstkorsten verzwart.
De sloten snoeren dicht
het geschotste dodenkleed.
Een stervende stilte
dempt ieder doen.
Geplaatst in de categorie: jaargetijden
de woordkeuze, het loopt en gezien de achtergrond van dit gedicht.