ZO KOUD
'Zo koud, zo koud'.
Mijn vader sprak met hese stem
en legde zijn handen op de hare.
Alsof hij warmte wilde stralen
in het dode lichaam dat zijn zonen baarde.
Haar als uit steen gehouwen hoofd nu stil.
Het grijze haar gekamd.
Ogen dicht en oude handen,
met blauwe nagels nu, na vijfentachtig jaar
verkrampt.
'Waar zou ze zijn?' vroeg hij ons zachtjes.
'Is deze kou nu alles wat er blijft?'
'Of zou er nog iets zijn dat om ons heen zal waren?'
'Het leven moet toch meer zijn dan dit koude lijf?'
Die avond zat ik in de tuin
zomaar wat voor me uit te staren.
Totdat ik, in de schuur, de rollator ontwaarde
waarmee zij door de kamer schoof.
Van raam naar raam, van haar trots beroofd.
'Waar zou ze zijn?' vroeg hij ons zachtjes.
Toen schitterde in de avondzon,
als een knipoog een vliegtuig heel hoog, en ik dacht:
'Kijk, kijk, daar gaat moeder weer, helemaal jong'.
'Vrij als een vogel en ja hoor, ze lacht!'
Geplaatst in de categorie: overlijden