Najaar
Angor, angor van het heden. Er hangt zoveel
mist daar waar ik klaar wil zien. Hij is
te klein, de kring, benauwend, stalen banden
rond je borstkas en die schroeven ze dicht,
ze pletten de lucht uit je longen; je hart
bijeen. Adem, zeggen ze, en je stikt; pomp,
hart, zeggen ze, pomp, en het kan niet zuigen
en persen in die samengeknepen vuist.
Angor van het verleden. Dat angst zolang
voorbij is? Je denkt dat hij zijn gezicht
heeft verloren, maar ieder jaar heeft hij
zich herschminkt met het lieflijke ruisen
rood en bruin en oker van het krentenboompje,
de bolle struik waarachter het kermen
schuilt, het jammeren, stilletjes, zodat
de mensen zeggen: kijk toch hoe mooi.
Angor van toekomst. Dat het altijd verder
gaat met je hart en het krentenboompje,
altijd het opschuiven naar de vraag waarom
zoveel mist hangt waar ik klaar wil zien,
en de kring zo klein, en ik tast maar
in mijn hoofd, hoe kan ik jullie tonen:
het komt, september, oktober, het najaar.
En daarna. En daarna.
Geplaatst in de categorie: jaargetijden