De merel
Hoe zag 'k in 't zinkend avonduur
- Een zwarte stip in bleek azuur -
O merel menigmaal
U zitten op die dode tak,
Die boven 't groen nog opwaarts stak
Zo dun en dor en kaal
En trilde onder uw licht gewicht,
Terwijl ge, 't kopje omhoog gericht,
Maar klaar en kwettrend floot.
Ik hoorde uw zangen peinzend aan
En heb toch heden eerst verstaan
Wat ik zo vaak genoot?
Waarvan ge zingt en tiereliert,
Het Leven is 't dat zegeviert
Over wat dort en sterft;
De blijheid is 't die sterk en trots
Verzelt de zuivre liefde Gods,
Die nooit het hart meer derft
Dat diep en droevig heeft gesmacht,
Dat weemoedskrank hem heeft gewacht
En riep van uur tot uur,
Totdat in een verstilde stond
Het eindelijk hem wedervond
In alle creatuur.
Inzender: Redactie, 21 januari 2024
Geplaatst in de categorie: dieren