LANGS MOEDERS GRAF
’t Was de eerste thuiskomst na haar sterven;
Wij haalden hem van boord.
Hij pakte en kuste ons honderd werven,
Maar sprak geen enkel woord.
Een tijdlang stond hij in gedachten,
En zag ons zwijgend aan;
Op eenmaal kreeg hij moed en krachten,
En zeide “ Laat ons gaan ! “
Het kleine Stijntje werd gedragen,
Ik bij de hand gevat;
Opeens de Kerkstraat ingeslagen,
In plaats van ’t achterpad.
Verwondring heb ik niet doen blijken;
Benepen zweeg ik stil,
En had het hart niet op te kijken,
Al had ik ook de wil.
Maar toen wij langs het kerkhof togen,
Zijn hand de mijne neep,
Zag ik hem aan met vochtige ogen,
Ten blijk dat ik ’t begreep,
‘ Had ik die blik maar niet geslagen ! ‘
Herhaal ik duizend keer:
’t Gelaat dat toen mijn ogen zagen,
Vergeet ik nimmermeer.
1872
Schrijver: Nicolaas BeetsInzender: adm, 6 februari 2006
Geplaatst in de categorie: overlijden