DE VRIENDINNEN II
Zij waren liefst bijeen onder het koele linnen
Der ruwe lakens over de brede sponde
Zo dat zij omhelzende zich nog in een
Tweevoudig gewaad, een legertent bevonden.
Door de gordijnen woei dan de avond binnen,
Een zachtzwoele die goedvond dat zij zich vonden,
Maar eindelijk koel werd en week. Meestal begon de
Nacht tegelijk met de insluimring van haar zinnen.
En met ’t ontwaken ener niet te overwinnen
Vertwijfling waar geen liefde meer tegen streed.
Haar verukkingen konden zij zich niet meer te binnen
Brengen. Haastig begaf elk zich in ’t eigen kleed.
Archipel IV (1923)
Schrijver: Jan Jacob SlauerhoffInzender: adm, 10 mei 2006
Geplaatst in de categorie: vrouwen