MEZEN
Twintig mezenvoetjes
hippelen in ‘t groen,
zurkelende zoetjes,
zo de mezen doen.
Sprongen, rechte en kromme,
doen ze elkander na,
oppe, nere, en omme,
ga en wederga.
Elk, op elk z'n taksken,
laat z'n tonge gaan;
elk het mezenfrakske, en
‘t meezenmutsken aan.
Voor die ‘t frakske maken,
één duim, of drie kwart
kost het, van blauw laken,
met ‘n lapken zwart.
Uit die klene lapkes,
zwarter als laget,
snijen de mezen kapkes,
volgens hunne wet.
‘k Zie ze geren spelen,
‘k hoor ze geren, ‘s noens,
bobbelender kelen,
babbelen bargoens.
‘t Zit entwaar ‘en spinne,
‘t ronkt entwaar ‘en bie:
snappen doen ze ze inne,
zonder "een-twee-drie."
Hoor ze vijzevazen,
altijd even stout;
reppen, roeren, razen,
weg en were, in ‘t hout!
"Mij!" zo roept er ene,
"mij die mugge!" - "Dij?"
Wederroept Marlene,
"mij, Martijne, mij!"
Twee, die wetten weten,
delen ‘t heltegoed:
eten en vergeten
mense en meze moet!
-----------------------------
zurkelen - schuifelen, neuriën
frakske - jasje
laget - git, zwart barnsteen
noen - middag
bobbelen - opgeblazen zijn
bargoens - onverstaanbare taal
vijzevazen - dwaasheden vertellen
heltegoed - helftegoed > gemeenschappelijk goed
Rijmsnoer
Schrijver: Guido GezelleInzender: JM, 1 juni 2006
Geplaatst in de categorie: dieren