inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1898 - 1936

poëzie (nr. 891):

DE VRIENDINNEN III

Afscheid

Zuster, zie, wij zijn te zeer gelijkend;
Nooit zullen wij zalig zijn: een paar -
Hoe ’t geluk, vermeerdring te bereiken,
Altijd zelf ontmoetend in elkaar.

Voel hoe zuiver wij zijn evenhogen,
’t Tederst van mijn borst jou treft en streelt.
Onze nadering komt toebewogen
Geen gestalte, steeds een spiegelbeeld.

Voel, hoe ’t steeds bevestigd vergelijken
Onzer leden reeds tot waanzin stijgt;
Wij, die éénvoud wilden, moeten wijken
Voor iets in ons, dat naar scheiding hijgt,

En dat, ingetogen, zich vergroot
Over liefde, en dat ons zal doen haten.
Ga, geloof niet dat ik je verstoot,
Want uit welk verenen? Wij verlaten,

Of wij niet uit maagdlijkheid ontwaakt,
Rein voor elk begin zijn, ongeschonden.
Die volledig, tot de haarwrong naakt,
Elkaar vonden, eenzaam in haar zonde,

Kunnen wij eer niet bij elkander komen
Dan verwijderd en vervreemd voorgoed;
Dàn, vernederd en met macht genomen,
Ons ontrukkend, wadende door ’t bloed
Onzer vele ineengevloeide dromen,
Door een verte die te felle gloed
Dooft, wordt onze omhelzing ééns volkomen.

Archipel IV (1923)

Schrijver: Jan Jacob Slauerhoff
Inzender: adm, 12 juni 2006


Geplaatst in de categorie: vrouwen

3.0 met 8 stemmen aantal keer bekeken 3.573

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)