inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1829-1861

poëzie (nr. 944):

Mooi-weerslied

Een zonnestraal,
Een wonderstraal
Is in mijn borst gedrongen:
Mijn matte ziel herleefde weer,
Ik twijfel en ik haat niet meer
En heb mijn lied gezongen.

Een blij geruis
Om 't zonnig huis
Verkondde mij de vrede.
Van liefde en lof klinkt heel mijn hof,
't Juicht alles en geeft juichensstof:
En noodt: o dank toch mede!

'k Was huivrig kil
En somber stil,
Wel zeven lange dagen,
Het was ook triestig in mijn hart;
Daar hing een lucht vol zorg en smart;
Er huilden gure vlagen.

Ik had geen lust,
En vond geen rust:
'k Was treurig, of daarbinnen
Een boze geest had uitgestrooid,
Dat 's Hemels blijde zonne nooit
Weer de aarde zou beminnen.

Nu wekt haar gloed,
In mijn gemoed,
Een vreugd, niet uit te spreken!
't Is of er bloemen open gaan
En lentenachtegalen slaan
En strakke windslen breken.

't Is of mijn hart
Betoverd werd!
Waar vloden al mijn zorgen?
Weer heb ik iets van 't vrolijk kind,
Die 't leven zag, in rozentint,
Een korte, blijde morgen.

Mijn harpe beeft,
Mijn harte leeft
Een zalig liefdeleven!
Daar, wie mij griefde, daar, mijn hand!
En neem mijn liefste bloem ten pand,
Dat ik u heb vergeven.

Hoor Gij mijn dank,
In 't blij gezank,
O God der bloeiende aarde!
Die licht en geur en vrolijkheid
Mild in mijn ziele hebt verspreid,
Als in Uw lentegaarde.

Schrijver: P.A. de Génestet
Inzender: JM, 15 september 2006


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

3.0 met 9 stemmen aantal keer bekeken 2.531

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)