inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1898 - 1936

poëzie (nr. 978):

DE ZEE

De zee, het enige leven dat strekt
Van begin tot einde
-Terwijl alle andre, voor kort gewekt,
Gedwee en weerloos verdwijnen-
Geeft in eeuwige breking
De grote, zachte verzekering
Dat, wanneer allen versterven, verstijven,
Zij bevallig zal blijven.

En als ik ga gehaast,
Genaderd en genaast
Door de jagende dood,
Hoor ik de troost
Van ’t eendre golfgeruis,
Dat is als het vermengd gejuich
Van al haar schipbreuklingen, al haar meeuwen,
Aanbreken over de eeuwen,
Die mij verzwijgen en verteren.

Zij heeft geen andre vormen
Dan de borsten van haar golven,
En geen andre woorden dan de volle
Koren van haar brandingen en haar stormen.
Maar sidderend belijdt
Elk leven , hoe verfijnd
En schoon ’t in ’t licht verschijnt,
De wankele kortstondigheid
Van zijn bekoorlijkheid
Voor de geweldige eentonigheid van ’t grootse
En de onsterflijke lieflijkheid van ’t doodse.

--------------------------------------------
Naasten: zich toe-eigenen

Eerste verzen

Schrijver: Jan Jacob Slauerhoff
Inzender: adm, 20 november 2006


Geplaatst in de categorie: natuur

3.0 met 10 stemmen aantal keer bekeken 3.531

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)