inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1753 - 1824

poëzie (nr. 4.806):

Het graf

Vierde zang

Ja, stille Graven! ja, gij blijft mij wijsheid leren.
Hier kan ik 't best met God en met mijzelf verkeren,
Hier, waar de vrede woont, de zorg het hart niet knaagt,
De beek welluidend ruist, de tortel troostrijk klaagt,
De zoô *, die de armoe dekt, en 't marmren ereteken,
De duurzaamheid en prijs van aardse grootheid preken.

't Gewormte kent geen schoon, geen glans, geen majesteit;
Het aast op vorst en slaaf met de eigen gretigheid;
't Verteert gevoelloos, stil, met de eigen scherpe tanden,
De zachte maagdenborst en 't hart van dwingelanden.
De Dood verzorgt zijn dis en zamelt prooi in 't graf.
De rauwe moederkreet dwingt hem geen Zuigling af;
Hij scheurt de Jongling van het gillend maagdenharte,
Bespot de vriendschap, en beschimpt de huwlijkssmarte.
Zijn adem blaast - rang, macht, goud, titel, aanzien, zwicht;
De mens wordt wat hij was bij 't eerste levenslicht.
Zijn adem blaast opnieuw - de schoonheid is verdwenen,
Een nare afschuuwlijkheid zweeft om de schoonsten henen.



--------------------------------------------------------------------
uit: Het graf (1793), het begin van de ‘Vierde Zang’.

zoô - zode, aarde

Schrijver: Rhijnvis Feith
Inzender: Redactie, 16 december 2022


Geplaatst in de categorie: individu

4.0 met 32 stemmen aantal keer bekeken 9.548

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)