FINALE
Ik sprak tot U, maar dronken,
tot U, die in mijn armen lag:
‘de wrange wereld ligt verzonken
en nimmer, nimmer meer, de dag!
Ik ben van U, nu ik U kus
voor U en U alleen
en al ons dromen en ons doen was dus
dat ik met U, werd één!
O deze nacht, o deze nacht
een tijdeloos verblijven,
de viering allerschoonste pracht
in twee verwonde lijven.
Gij zijt ’t in hoon geheiligd kind,
dat zocht en heeft gevonden
en nimmer dat gij hebt bemind,
eer minden onze monden!...’
- ‘O laat mij g’loven in de trouw,
ik wil U niet verlaten!
noem mij der eeuwen Eva vrouw
mijn min moogt gij niet haten!
Er is geen hart, dat in mijn hart
zo dorstig dorst te dringen
als wen Uw droefnis en mijn smart
in ’t nachtlijk uur vergingen.
Ons leven was een vloek, een hoon,
Het zonk te zwaar, te diep,
wat was mij weelde, wat een woon,
zo 'k eeuwig in Uw armen sliep!
Zie in mijn ogen liefdes vonken,
de zon breekt door het wimperrag…’
Gij sprak tot mij, maar dronken,
tot mij,
die dronken in Uw armen lag.
Parijsche verzen (1923)
Schrijver: Dop BlesInzender: Redactie, 16 juli 2022
Geplaatst in de categorie: liefde