Avondlaan
'k Loop in de koele lafenis der laan,
De tarwe wiegelt langzaam 't bruin-geel goud,
Er waren fluisteringen door het woud,
Geruis van vogeltjes, die huistoe gaan.
Koel-ruiz'lig schuif'len siddert door de blaân,
Waar wind zijn lichte tenten heeft gebouwd;
En sterrelend doorblinkt de hemelblauwt'
Der hoge kruinen langgestrekte paân.
De zon is dalend; rustig-rode gloor
Glijdt sober-pralend langs de stammen door,
En doopt in vreemde gloed het avondwoud.
Een laatste rosse streling, eer het licht,
Ten avondrood gedoemd, zacht-vallend zwicht;-
Stil staat het bos te staren, grijs en koud.
-----------------------------------------------------------------------
uit: Liefde's dageraad en andere gedichten (1888-1889)
Inzender: Redactie, 2 februari 2024
Geplaatst in de categorie: natuur